maandag 22 december 2014

1718: Hoe het Johannes Catelaen en Maria Catharina van Cruysbergen in Roermond verging


Johannes Michael trouwt op 9 januari 1718 met de uit Roermond afkomstige Maria Catharina van Cruysbergen. Als getuigen zijn daarbij Jacobus Tilmans en Martha Cruysberg. Tevens staat genoteerd dat er dispensatie in de derde roep is verleend, hetgeen betekenen kan dat er geen huwelijksafkondiging is afgegeven.
Helaas werd deze aanvraag tot dispensatie niet op de website GenBronnen teruggevonden en weten we niet wat er precies speelde.

Uit het huwelijk worden er in Roermond 3 kinderen geboren:
  1. Maria Sybilla, 10-11-1718
  2. Joannes Franciscus, 06-06-1720 en
  3. Maria Hendrina, 19-07-1723.
Daarna verhuizen zij naar Venray waar nog eens 6 kinderen het levenslicht zagen.

De afkomst van Maria Catharina


Op 10-12-1692 wordt zij in Roermond gedoopt als eerste kind uit het huwelijk van Johannes Cruysbergh en Maria Tiremans, die op 18-02-1692 in het huwelijksbootje gestapt waren. Veel is er over het gezin niet bekend, zij kregen in totaal zes kinderen. Vader Johannes stierf tussen 1701-1704 en zijn weduwe hertrouwt op 1 oktober  1704 met ene Johannes Peters.  

Gelukkig heb ik tijdens mijn bezoek aan het gemeentearchief van Roermond meer kunnen vinden over de afkomst van Maria Catharina maar ook over de familieverbanden met stiefvader Johannes Peters.

In het archief van het Hoofdgerecht van Roermond trof ik namelijk een proces aan tussen de kersverse schoonzoon Johannes Michael en zijn stief-schoonvader.[1]


Handtekening 'Joannes Catalan'
 
Het geschil tussen de beide heren speelt zich af in de jaren 1720-1721. Stiefvader Johannes is dan inmiddels 15 jaar gehuwd met Maria Tiremans en Johannes Michael en Maria Catharina zijn dan pas 3 jaar getrouwd. Johannes Michael pretendeert namelijk nog geld te krijgen van zijn schoonvader, dit wegens geleverd werk als glazenmakers leerling.
   Uit de stukken blijkt dat Johannes Peters een meester glazenmaker was en dat hij zijn schoonzoon sinds 1719 als leerjongen in dienst had. Tijdens zijn leerjaren werd overeengekomen dat hij als werkloon 1 schelling per dag zou krijgen.

Volgens de schoonzoon, echter, had hij recht op een rijksdaalder huishuur per jaar (zoals hem dat eens beloofd is), kreeg zelfs zijn vrouw nog 10 rijksdaalders en er was een bepaalde kast die bij zijn schoonouders in de keuken stond en die hun als uitzet toegezegd was. In totaal kwam het volgens Johannes Michael neer op 21 rijksdaalders en 5 schelling.

Van de 'ideale' schoonzoon is gelukkig deze handgeschreven gespecificeerde lijst overgebleven!





































Maar laten we niet te snel oordelen, want in dit proces kreeg ook 'schoonvadertje lief' de kans om het een en ander als verweer in te brengen. Zijn reactie is als volgt genoteerd:

Dat hij hem nijet genoeghsaem
kan verwonderen, dat den
suppliant (= Johannes Michael) vergeten sijnde, de
weldaeden die hij van den
geinsinueerden cum sua, van tijt
tot tijt heeft genoten, daervoor
alsnu soo weenich danckbaer is,
 
naerdemael den suppliant wel
weet dat hij neffens sijne huis-
vrouwe t saemen getrouwt geweest
sijnde een jaer in eeten ende
drincken door den geinsinueerden
is onderhouden geweest,

en onderweesen tot dat hij
capabel is geworden om den
cost voor vrouwe en kinderen
te verdienen, buijten allen het
welcke den geinsinueerden aen
des suppliants huijsvrouwe de
craemcosten van haer kinder-
bedde heeft vuijtgehouden gehadt,
Behalven alnoch vierthien weecken
in welcken tijdt hij noch particuliere-
lijck bij den geinsinueerden neffens
vrouwe ende kind is inden
cost geweest
indervoegen dat in vall
ieth aen den suppliant deser-
sijts wese belooft geweest als
neen

sulcx effenwel daermede t eene-
mael soude sijn overbetaelt en
gemortificeert geweest
sonder pretieditie van t welcke
seght den geinsinueerden
dat hij de twee eerste posten
van de memorie suppliands gean-
neteert aen den suppliant in
effect heeft betaelt gehadt
doch dat de twee naerdere posten
sijn uijt de locht opgeraept

want ofschoon hij daerbij voorgeeft
van den 21 januarij tot den 25
febr[ua]rij, van den 15 april
tot den 21 dito alle 1720 ge-
werckt te hebben
soo sal men tot desselffs groote
confusie effenwel komen aen-
wijsen met desselfs eijgenhandige
reeckeninghe aen den geins[ineer]den
door twee nabuijrmannen over-
levert, dat hij suppliant op den
lestgemelten bekent nijet
gewerckt te hebben, daervoor aen
hem immer geenen loon en
heeft konnen competeeren

dijenonvermindert ontkent den
geinsinueerden wel expresselick
t ghene ex adverso metteselve req[ues]te
noopende de twee pattacons we-
gens huijshuijre sampt wegens den
loon van thien pattacons, ende
uijtleveren van den pretensen
kast, tegens alle waerheijds voor-
ders wort gesermontceert
omdat het aen den ondanck-
baeren suppliant incumbeert
dese sijne onwaere voorgeeffsels
ad juris suffretentiam te bewijsen

In de lijst van schulden die Johannes Peters heeft opgesteld staan een paar posten vermeld waaruit we een goed idee hebben wat er zoals bij een huwelijk kwam kijken en hoeveel bier er doorheen ging:


                                                 
Het hoofdgericht stelt als slot aan dat het relaas van Johannes Michael 'verclaert sal worden nijet gefundeert, nochte ontfanckbaer cum expensis' en dat hij de kosten van het geding zal moeten betalen.






















Waarschijnlijk zal de familierelatie er niet beter op geworden zijn en verhuisd het gezin van Johannes Michael tussen 1723 en 1724 naar Venray.

Hoe het reilen en zeilen later ging is niet bekend. Wel maakte op 3 maart 1727 Joannes Peeters 'borger ende glaesmaecker deser stadt ende Maria Elisabeth Tiremans, eheluden' hun testament op voor het stad en hoofdgerecht van Roermond.[2] Vreemd genoeg is deze enige passage waar het hun om gaat:

'dat hun comparanten eentsige dochter Joanna Peeters ter exclusie van haar comparante voorkinderen, verwekt bij Joannes Cruijsberg, naer hunner comparanten doodt sal beerven, alle hunne ongereijde goederen, soo de tweede comparante geduerende haeren weduwelicken staet magh hebben geacquireert, als oock soo den eersten comparant ten houwelicken moogen sijn gebracht, ofte door beijde de comparanten geduijrende het houwelick moogen sijn'

Tot zover dit stukje familiegeschiedenis waar het om draait dat elk huisje zijn kruisje heeft.

Of er dus nog wat voor de andere half broers en zusters overbleef is eigenlijk niet bekend. Wel weten we dat er een stukje land uit familiebezit van de ouders van Maria Catharina vrij kwam, hetgeen op 8 juni 1735 werd verkocht:

Joannes Michiel Catelan, met schriftelijcke volmacht van dessens huijsvrouwe Maria Catharina Cruijsbergh en Martha Cruijsbergh weduwe van Henricus Tap hebben aan Areth Pluijmen en Maria Geertruijdt van Herten verkocht een 'seecker stuck landts, gelegen in den Ruremondtschen weerdt, ter eenre het erve van t'munster clooster, en dat van de aencooperen ter andere sijde, groot ongeveer een half boender' voor de prijs van 95 pattacons.


Noten:

[1] Procesdossier nummer: 2518.
[2] Hoofdgerecht Roermond, inventarisnummer 354.
[3] Idem, inventarisnummer 329.

 

Giorgio Zanoli

zondag 14 december 2014

De herkomst van de kunstenaars familie Katelaan / Catelaan _ Deel II_Venray

Om meer te weten te komen over de lotgevallen van de familie Katelaan besloot ik het Gemeentearchief van Venray te bezoeken.

Om vast te stellen wanneer die naam voor het eerst vermeld wordt werd begonnen met het doorspitten van de diverse belastingregisters die het archief rijk is.[1]

Op die wijze werd vastgesteld dat er al vanaf 1687 ene Jacobus én een Johannes (Jan) Catelaen in Venray woonde. In 1702 is Johan schijnbaar overleden en wordt daarna zijn vrouw als weduwe vermeld.

Bij het doornemen van die registers wordt duidelijk dat Jacobus een bepaalde status genoot.

Hij wordt merendeel genoteerd met de toevoeging Sr. of Monsr. en zijn vrouw wordt betiteld als Juffrouw, dit terwijl bij het merendeel van de personen in Venray de echtgenote te boek staat als 'die vrouw', laat staan dat de man des huizes een toevoeging 'genoot'. Jan wordt eerst nog zonder een toevoeging vermeld maar later zien we bij hem ook Sr. staan.


Hierbij als voorbeeld en inschrijving van beide Catelaens uit 1694 [2]:

5 Jaar later leren we wat meer over de samenstelling van het gezin van Jacobus de 'beldtsnijder' als hij weer aangeslagen wordt [3]:


Ditmaal heeft hij naast een dienstmeid ook nog twee knechten inwonend en tevens woont zijn schoonmoeder in, die dan ook soms te 'Graef' verblijft. Met Graef wordt zeer zeker Grave bedoeld.
 
In datzelfde kohier staat ook Jan Catelaen met zijn vrouw, dienstmeid en een 'winckel' vermeld. Later zullen we zien dat zijn vrouw als weduwe de winkel doorzet.
 
Nu staat vast dat Jacobus een beeldhouwer was. Maar zal er nog iets tastbaars aanwezig zijn? Mijn fantasie ging direct uit naar de prachtige beelden en kerkinterieurs en toen ik in hetzelfde archief het boek 'Sevenum en zijn kerk' [4] doorbladerde trof ik een verbazingwekkende verwijzing aan:
 


 
 
 
 
 
 

 

Heilige Sebastianus beeld te Sevenum

 


Zou het echt Jacobus zijn geweest die veelal voor de Sevenumse kerk die opdrachten met prachtig resultaat vervaardigde? Het kan natuurlijk goed zijn dat hij vanuit Antwerpen contacten legde met Noord Limburg en zich uiteindelijk vestigde in Venray?




NOTEN:

[1] Dr. H.P.H. Camps, Inventaris van het archief van de gemeente Venray tot 1798, inventarisnummers 291-350.
[2] Idem, inventarisnummer 412, Capitatie en beesten kohier.
[3] Idem, inventarisnummer 413, idem, 1699.
[4] Bladzijde 180, 181 en 261.


 

 

Giorgio Zanoli

woensdag 8 januari 2014

De herkomst van de kunstenaars familie Katelaan / Catelaan uit Venray - Deel I

Mijn eerste Blog wil ik graag wijden aan het onderzoek naar de familie Katelaan. Door de eeuwen heen ook opgeschreven als Catelan, Cattelaen, Cathelan en ga zo maar door.

Ik ben op deze familie gestuit toen ik de doop van mijn voorvader Jacobus Hendrikus Wolfraat aantrof in Cuijk, met als ouders Hermanici Wolfraat en Mariae Jacobae. Als zijn ouders trouwen wordt haar meisjes naam onthuld: Cathelan.

Via de zoekmachines van de websites van het BHIC in Den Bosch het gemeentearchief Venray en Alle Limburgers kwam ik tot onderstaande reconstructie:


Stamvader bleek toen ene Jacobus te zijn die met Hendrina de Quaey trouwde in 1687. Zij is afkomstig uit de stad Grave. Sommige genealogische bronnen vermelden haar als zuster van Ludolph de Quaey, die onder andere schout van diezelfde stad was.

In diezelfde tijd van Jacobus zien we in Venray nog twee andere mannen getooid gaan met dezelfde achternaam: Johannes Catelaen gehuwd in 1691 met Helena Wegge. Getuigen hierbij zijn Conrardus Henskes en Jacobus Catelaen en Michael Catelaan gehuwd in 1694 met Melchiorina van Paderborn. Hierbij als getuigen Jacobus Catelaen en Anthonius Paderborn.

Waarschijnlijk zijn de genoemde Michael, Johannes en Jacobus elkaars broers, want bij nagenoeg elke doop wordt altijd één van hen als getuige genoemd.

Over de familie Wegge kon ik niets vinden, over de familie Van -of nog chiquer geschreven- De Paderborn was wat meer bekend, enkelen van hen schopten het tot burgemeester van Venlo, zoals Melchiorina's grootvader, en haar vader was onder andere landschrijver van het ambt van Kessel en secretaris van Venray.

Waarschijnlijk was de familie Catelaen op de een of andere manier een klein beetje met het 'neusje in den boter gevallen', of zij waren al van een bepaald aanzien toen zij in Venray kwamen.
Op 27 september 1698 zijn namelijk Johannes en Michael daar getuigen bij het huwelijk van Heer Jacobus du Bois en Anna Maria de Erp. In deze trouwakte wordt tevens vermeld dat deze 'Heer' in dienst is van de Keurvorst van de Pfalz.

Voordat ik de sprong waagde om in het gemeentearchief van Venray onderzoek te doen, besloot ik eens te "Googlen". Daarbij kwam ik enkele verwijzingen tegen naar Cattelaens die beeldhouwers en schilders waren en uit het Belgische Brugge stamde. Volgens een andere bron was er zelfs ene Michael getrouwd te Gent in 1654 met Francisca Catharina van Ackere, volgens de onderzoeker kregen zij de volgende zonen: Johan, Michael én Jacob! Zou dat "mijn" Jacob zijn?

Toen ik eens goed de getuigen van een van de kinderen van Jacob en Hendrina bekeek kwam ik inderdaad ene Francisca Catharina van Acker tegen:

 

Dat kon geen toeval meer zijn en ik besloot in Venray te gaan speuren.


Giorgio Zanoli